Je zit bij een kleine vereniging en de jeugdcommissie doet heel erg haar best, maar ontkomt er niet aan dat spelers van verschillende ‘speelsterkte’ bij elkaar in het team zitten. Als trainer/coach wil je graag, in ieder geval tijdens de trainingen, rekening houden met de verschillen in niveau. Je wilt iedereen gemotiveerd houden en een klimaat creëren dat bijdraagt aan de ontwikkeling van het team, maar ook aan die van de individuele spelers.
Hoe pak je een situatie als deze aan?
Het mooie aan sport is dat vaak direct duidelijk wordt waar de vaardigheden van een sporter liggen. Als je al een tijdje voor een groep staat dan zie je dat de ene sporter net even sneller is, de ander wat minder snel maar weer wat vaardiger met de bal en weer een andere speler blijkt het spel goed te lezen. Kinderen gaan door verschillende stadia van ontwikkeling binnen en buiten de sport.
Een goede trainer kan vaak goed inschatten wat iemand kan en vooral wat iemand nodig heeft om zich goed te ontwikkelen als sporter. En dit is te leren. Als trainingen of wedstrijden te moeilijk of makkelijk zijn dan zal het plezier van de kinderen direct afnemen. Als de focus te veel ligt op bijvoorbeeld winnen of het behalen van resultaten dan kan dit ten koste gaan van de ontwikkeling van de kinderen.
Kinderen worden beter en beleven meer plezier aan hun sport als je ze de juiste oefenstof aanbiedt, oog hebt voor kleine stapjes en rekening houdt met verschillen die er altijd zijn in de ontwikkeling van kinderen.
Ook toont onderzoek steeds weer aan dat een breed motorische ontwikkeling en later selecteren ervoor zorgt dat kinderen een leven lang met plezier blijven sporten. Goede didactische begeleiding van jeugdspelers en een op ontwikkeling gerichte omgeving zijn hierbij onontbeerlijk. Met een passend, flexibel en individueel sportaanbod, waarbij trainers en coaches aandacht geven aan motorische, sociale en persoonlijke verschillen in het ontwikkelingsniveau van álle kinderen.
Dit vraagt een juist evenwicht te vinden tussen ‘willen winnen’ en ‘persoonlijke ontwikkeling’, tussen investeren in de beste teams en in alle andere teams. Alle jeugdspelers hebben recht op goede didactische begeleiding en een passend aanbod.
TIPS
Als coach of trainer kun je zelf veel doen om kinderen te ondersteunen. Kinderen ontwikkelen zich in de ‘zone van de naaste ontwikkeling’, oefeningen en activiteiten moeten zo ingericht zijn dat ze uitdagen, net iets meer vragen van kinderen, goed zijn opgebouwd en dus passen bij hun leeftijd. Deze 10 tips kun je makkelijk gebruiken tijdens het trainen en coachen.
1. Maak een goede inschatting van de motorische ontwikkeling van het kind
Maak bij het geven van trainingen en het aanbieden van oefenstof steeds een goede inschatting van de motorische vaardigheid van het kind. Houd rekening met het tempo van een kind en forceer niet. Ken de leeftijdsgroep die je traint.
2. Betrek kinderen zelf meer bij het stellen van eigen doelen
Ga met kinderen in gesprek over wat ze willen realiseren. Het doel wordt dan niet opgelegd, maar van het kind zelf en een doel dat hij zelf ook belangrijk vindt.
3. Stimuleer de ontwikkeling van het kind spelenderwijs
Maak steeds kleine stapjes, doe dit op een speelse wijze en kijk of het kind plezier beleeft in het onder de knie krijgen van bepaalde vaardigheden.
4. Leg niet te veel nadruk op winnen en presteren
Een te hoge druk van trainers en coaches, te hoge verwachtingen, een te kritische houding en te weinig aandacht voor belasting en belastbaarheid, kan nare gevolgen hebben voor het kind en bijdragen aan blessures en fysieke problemen. Soms hebben kinderen het gevoel dat ze van de trainers/coaches niet mogen aangeven dat ze pijn hebben, of iets niet durven. Dit geeft veel stress. Luister naar de kinderen.
5. Draag bij aan een brede motorische ontwikkeling van het kind
Probeer eens na te denken over oefeningen die het kind op verschillende manieren uitdagen. Springen, sprinten, balanceren en klimmen zijn wellicht in de warming-up in te bouwen.
6. Opbouw in de trainingen
Maak een opbouw in de oefeningen die aansluit bij het vaardigheidsniveau van het kind. Begin altijd gemakkelijk, ook vanuit het opdoen van vertrouwen, en probeer de oefeningen steeds iets uitdagender te maken. Blijf balanceren tussen ‘te eenvoudig’ en ‘te moeilijk’.
7. Vergelijk prestaties van kinderen vooral met wat ze zelf kunnen
Presteren hoort bij de sport en dat zal altijd zo blijven. Presteren moet niet als iets absoluuts worden gezien, maar relatief ten opzichte van wat ze zelf kunnen. ‘Wat goed dat je dat onder de knie hebt gekregen, vorige week kon je dat nog niet’ draagt meer bij aan de ontwikkeling dan ‘je teamgenoten hebben dit al onder de knie, maar hoe komt het dat jij dit nog niet kan?’
8. Neem de tijd en onderschat niet dat ontwikkeling tijd kost
Sport gaat om snelheid, maar neem voor het aanleren van iets nieuws de tijd. Oefenen, afwisseling, herhalen en blijven herhalen. Neem hiervoor de tijd!
9. Probeer altijd zo specifiek mogelijk te zijn in je aanwijzingen
Het is niet altijd gemakkelijk, maar probeer concreet te zijn in je aanwijzingen.
10. Heb oog voor ontwikkelproces
Eenzijdige gerichtheid op winnen draagt zelden bij aan ontwikkeling van kinderen. Probeer vooral te kijken naar de individuele en teamontwikkeling. Bijvoorbeeld bij het hockey niet ‘wat goed met 12-0 gewonnen … vorige keer was het 10-0’, maar ‘we lopen beter vrij in de cirkel of de passing doe je goed!’
Meer informatie en inspiratie?
Op zoek naar meer informatie en inspiratie voor het creëren van een ontwikkelingsgericht klimaat? Bekijk de praktijkvoorbeelden en praktische instrumenten.