E-book Positieve Sportcultuur
Dit is een artikel in een vierdelige serie met ‘best practices’ van gemeenten die werken aan een positieve sportcultuur: Amsterdam, Arnhem, Den Haag en Groningen. Zelf aan de slag? Download het e-book Positieve Sportcultuur. Deze digitale handreiking biedt gemeenten een concreet stappenplan om een positieve sportcultuur te bevorderen.
Aanleiding
“We staan nog echt aan het begin. In de nieuwe sportvisie ‘Sportief Kapitaal voor iedere Groninger’ besteden we voor het eerst stevig aandacht aan het onderwerp positieve sportcultuur. Voorgaande visies gingen altijd vooral uit van traditionele verenigingsondersteuning, gericht op organisatiekracht. Toen ik het thema binnen de raad agendeerde, kwamen daar hele enthousiaste reacties op. Zowel raadsleden als professionals en vrijwilligers in het sportveld onderkennen het belang van een veilige en positieve sportomgeving.”
Visie
“Positieve Sportcultuur omvat veel onderwerpen. Om het behapbaar te maken, richt ik mij op drie niveaus die clubs kunnen nastreven.
- Veiligheid: dat is de ondergrens. Heb je dit niet op orde, dan heb je als club geen bestaansrecht. De essentie is om grensoverschrijdend gedrag geen kans te geven. Niemand wil lid zijn bij een club waar geen sprake is van een veilig sportklimaat.
- Positiviteit en pedagogische verantwoordelijkheid op en rondom de club. Denk aan onderwerpen als pesten, schelden, vloeken en ‘zachte uitsluiting’ van sekse of gender. Mensen die het gevoel krijgen er niet bij te horen. Allemaal factoren die gelieerd zijn aan het gedrag van ouders, de kwaliteit van trainers, verschillen tussen groepen inwoners.
- Maatschappelijke betrokkenheid: heb je als club aanbod voor specifieke doelgroepen, zoals kinderen met autisme, mensen met een beperking of aanbod voor senioren? Onderwerpen die ook voor een groot deel liggen bij het sociaal domein.
“Voor het bewaken van de ondergrens moet je als gemeente allereerst goede voorlichting geven. Daarnaast kun je sanctioneren. Boa’s controleren ook binnen sportverenigingen op het naleven van horecawet. Of als er sprake is van agressie op de velden dan kun je daar een programma op starten. Hier zijn genoeg lokale interventies voor te bedenken.
“Om het tweede level te faciliteren kun je een buurtsportcoach of Club Kader Coach inzetten. Idealiter zouden de bonden meer verantwoordelijkheid op dit niveau nemen, bijv. door lokaal goede verenigingsondersteuners in te zetten. Zij kennen de sport van binnenuit, en de verhoudingen tussen club en bond liggen naar mijn idee beter. Ik ken maar een paar bonden die goede verenigingsondersteuners op dit thema hebben lopen. Bij de meeste bonden mis ik de lokale vertaalslag.”
Doelgroep
“Mijn doel is om meer mensen aan het sporten krijgen. De grootste winst is te behalen bij mensen die niet sporten. Helaas heeft dit vaak met negatieve ervaringen uit het verleden te maken. Als jij ooit een negatieve ervaring binnen de sport hebt opgelopen dan ben je er klaar mee. Laten we ons best doen om die negativiteit in eerste instantie te voorkomen, maar ook om deze te repareren. Alleen zo maak je de sport beter. Daar is helaas weinig oog voor. Sport zien we te vaak als een wondermiddel, het liefst kijken we de andere kant op als het over de negatieve kant van sport gaat.”
Doelen
“We staan aan een begin en zijn er nog niet aan toe om SMART-doelen op dit onderwerp te stellen. Wel polsen we via een verenigingsmonitor wat er op niveau 1 gebeurd: hebben jullie VOG’s, VCP’ers? Bij hoeveel club hangt er een regenboogvlag? Maar zoveel zegt dat niet. Je wil vooral sporters en niet-sporters bevragen. Vanuit daar kun je een nulmeting maken om vervolgens doelen te stellen die echt impact maken. Het gaat om het maatschappelijk effect. Doen we genoeg voor de samenleving?
“Daar kom je pas achter komen als je ook buiten de sport kijkt. Het hele netwerk om tafel zet: bestuurders, trainers, (gym)leraren, jeugdzorg, wijkteams etcetera. Idealiter gebeurt dat gebiedsgericht. In het gemeentehuis zijn de lijntjes kort. Sport is onderdeel van de dienst maatschappelijke ontwikkelingen. Samen vormen we het sociaal domein. De meeste collega’s op sport hebben er andere sociale taken naast. In de uitvoeringspraktijk liggen nog uitdagingen. Een type spin in het web zou partijen bij elkaar moeten brengen.”
Implementatie en uitvoering
“Maatwerk in ondersteuning is belangrijk, maar er is genoeg wat je generiek kunt uitrollen. Bijvoorbeeld het regelen van VOG’s en VCP’s. Binnen het middensegment werken wij campagnematig. Bijvoorbeeld rondom lhbti-acceptatie. Als er nieuwe onderwerpen binnen komen zet ik die op een lijst want je moet niet te veel in één keer willen doen. Daarnaast is inspireren belangrijk. Goed georganiseerde verenigingen hebben een magnetisch effect, die werken met wachtlijsten. Maar kijk uit dat ze niet als het beste jongetje van de klas gezien worden. Het ‘not invented here syndrome’ is sterk in de sport. Daar moet je slim mee omgaan, bijvoorbeeld door topsport in te zetten. Wij merken hier: als FC Groningen iets zegt, dan komt het anders binnen dan als de gemeente het zegt.”
Borging
“Borging is vaak lastig bij sportclubs. Als er een goed bestuur zit dan werken dingen. Zijn ze weg, dan vervliegt er een hoop. Kijk dus vooral naar hoe je borging kunt creëren op niveau van alle professionals die er tussen zitten. En streef hierbij zoveel mogelijk naar een aanstelling voor langere tijd.”
Tot slot
“Onze rol is klein in het grote veld. Dus denk als beleidsmedewerker goed na over hoe je dingen verwoord. We zijn verknocht op ambtelijke taal. Mooie woorden en dikke beleidsplannen komen niet aan bij de meeste clubs, die zullen denken: what’s in it for me? Dus wees helder in je communicatie en vraag regelmatig om feedback.”